Vloerverwarming

Vloerverwarming
Vloerverwarming als ‘hoofdverwarming’ toepassen onder een gelaagde vloer is geen probleem. Vloerverwarming combineren met een massief houten vloer is niet aan te raden. Hout isoleert en gaat door hoge temperatuur krimpen.
De warmte van de vloerverwarming wordt vertraagd doorgegeven.

Vloerverwarming als bijverwarming:
Vloerverwarming kan men onderscheiden in bijverwarming en hoofdverwarming. Bijverwarming heeft een maximale watertemperatuur van circa 25 ̊C en zou, met inachtneming van het juiste opstookprotocol, gecombineerd kunnen worden met zowel een massief houten vloer als een gelaagde vloer. Daarbij heeft de gebruiker de plicht het relatief luchtvocht percentage te controleren en op niveau te houden (tussen 40 en 70%). Bijverwarming is echter bedoeld als ‘comfortverwarming’ als er sprake is van een koude, meestal tegel- of stenen vloerbedekking. Hout is een goede thermische isolator waardoor de temperatuur van de vloer gelijk is aan de lucht erboven. Dit maakt het toepassen van vloerverwarming als bijverwarming overbodig.

Vloerverwarming als hoofdverwarming:
Als u vloerverwarming wilt combineren met een houten vloer, adviseren wij een zogenaamde gelaagde planken vloer. Een gelaagde planken vloer kan variëren in dikte van 10 tot 20 mm. De dikte beïnvloedt samen met de legwijze (zwevend of verlijmd) het rendement en effect van uw vloerverwarming. Een dikke vloer zal meer weerstand (isolatie, hogere stookkosten) geven dan een dunne vloer (minder isolatie, lagere stookkosten). Ook het warmte-effect en de opwarmtijd zullen bij een dikke vloer negatief beïnvloed worden. Voor het realiseren van het hoogste rendement adviseren wij de direct verlijmde methode met een gelaagde plank.

Mocht de houten vloer alleen zwevend gelegd kunnen worden in verband met geluidsisolatie (appartementen), dan bieden wij u de zwevende methode aan door gebruik te maken van een speciale vloerverwarming folie. Met behulp van deze folie ontstaat er toch een dampdichte laag die tevens een goede warmtegeleiding mogelijk maakt.

Relatief luchtvocht percentage:
Ondanks het feit dat een gelaagde plank een neutraal krimp- en uitzettingsbeeld geeft, blijft het een houtproduct en bij alle houtproducten wordt het volume (lees de breedte) bepaald door de hoeveelheid vocht in het hout. Juist in de winterperiode, als u optimaal gebruik maakt van de vloerverwarming, kan – ten tijde van vorst – het relatief luchtpercentage dagenlang lager zijn dan 40%. Droge lucht gecombineerd met een vloertemperatuur van boven de 25 ̊C kan ertoe leiden dat in de diverse lagen van de samengestelde planken. Ter voorkoming van de spanning adviseren wij u het relatief luchtvocht percentage te controleren. Bij waarden lager dan 40% is het aan te raden de ruimte kunstmatig te bevochtigen.

Stookprotocol en voorbereiding:
Om zwelling en krimp (scheurvorming) te voorkomen, is een constante temperatuur van de werkvloer belangrijk. Voorkom grote wisseling en hou rekening met het feit dat vloerverwarming een traag systeem is. Voordat de houten vloer gelegd wordt, is controle van het vochtpercentage in de werkvloer van belang: zandcement maximaal 2,0% en anhydriet maximaal 0,3%. Daarnaast moet de afwerkvloer minimaal 1 maand oud zijn.

Stookprotocol voorbereiden werkvloer:
De eerste dag wordt de werkvloer verwarmd met een watertemperatuur van 20 ̊C. Vervolgens met de watertemperatuur met 5 ̊C per 24 uur verhoogd worden, daarbij mag uiteindelijk de instroomtemperatuur van het water niet hoger worden dan 45 ̊C.

  • De maximale temperatuur minstens 24 uur per centimeter werkvloerdikte aanhouden, dus bij een afwerkvloer van 3 cm dik, gedurende 3 dagen .
  • Daarna de temperatuur op dezelfde wijze afbouwen, totale opwarm- en afbouwtijd: circa 14 dagen.

Stookprotocol tijdens en na het leggen:
Tijdens het leggen, dient de werkvloer circa 15-18 ̊C te zijn (watertemperatuur 20 ̊C). Deze temperatuur minimaal 5 dagen na beëindiging van het leggen handhaven.

  • Daarna de temperatuur langzaam opvoeren, 2 ̊ per dag, tot een maximum waterstroom temperatuur van 45 ̊C.

Ook aan het begin en het eind van het stookseizoen de watertemperatuur geleidelijk opvoeren en afbouwen, geen verschil in dag- en nachttemperatuur creëren